Libre Service Junior LRN-line A+B - Hoofdstuk 1 - Voyages oefentoetsen & antwoorden

Destination (f) Touristes (m pl) , Espagne (f)Avion (m) , Etats-Unis ( m pl)Le bateau (m), Maroc (m) Le train (m) L’aéroport (m)  Het begin van de reis was een grote ramp.We hebben de weg verlaten (we zijn van de weg afgegaan) voor een tankstation.Er is een file, vanwege werkzaamheden.Ik heb een kaartje bij de tol genomen.Ik ben misselijk, omdat mijn vader snel rijdt. La voieDormirDépêche-toi!Guichet Le terminusTraverserRetardEst pressé Ik hou van kamperen in het buitenland. De jongeren genieten van de zon.Het was eenvoudig.Ik heb zin om een wandeltocht te maken.We zijn twee weken in de bergen gebleven. Patrick sortNous sommes parti(e)sTu parsJe sorsIl est sortiVous partezExtra uitleg partir ou sortirDe onregelmatige werkwoorden partir (vertrekken) of sortir (naar buiten gaan / uitgaan / uitlaten) lijken veel op elkaar. In de tegenwoordige tijd vervoeg je partir/sortir zo: Je pars / sorsTu pars / sors Il part / sort Nous partons / sortons Vous partez / sortezIls partent / sortent In de passé composé worden de werkwoorden vervoegd met être. Je suis parti (e) Je suis sorti (e) Elle est venue → venu + e, want elle is vrouwelijk enkelvoudIls sont rentrés → rentré + s, want ils is mannelijk meervoudVous êtes arrivée → arrivé + e, want madame / vous is vrouwelijk enkelvoudTu es allé → allé + niks, want tu verwijst naar Paul, mannelijk enkelvoudMa petite soeur est tombée → tombé + e, want ma petite soeur is vrouwelijk enkelvoudExtra uitleg passé composé met être Bij sommige werkwoorden wordt de passé composé vervoegd met être. Vaak zijn dit werkwoorden die in het Nederlands ook vervoegd worden met zijn. Als het hulpwerkwoord être is, moet het voltooid deelwoord aangepast worden aan het onderwerp. M enk → niks V enk → +e M mv → +sV mv → + esLet op: de betekenis van nous is wij, maar dit kan m of v mv zijn. Nous sommes allés (wij zijn gegaan → m mv)  Nous sommes allées (wij zijn gegaan → v mv, alleen maar vrouwen)Let op: de betekenis van vous is u (m of v) of jullie (m of v mv) Vous êtes allé (u → m enk)Vous êtes allée  (u → v enk)Vous êtes allés (jullie → m mv) Vous êtes allées (Jullie → v mv)  Wat voor weer is het? Wat zijn de vooruitzichten? Il neige. Il fait chaud. Il y a du soleil.Il pleut. Sophie: Vous pouvez m’aider, s’ il vous plait? Kunt u mij helpen alstublieft? Paul: Ja.OuiSophie: Il faut changer à Poitiers pour aller à Bordeaux? Moet ik overstappen in Poitiers om naar Bordeaux te gaan?Paul: Nee, u moet overstappen in Belleville. Non, il faut changer à Belleville.Sophie: Merci, ça prend combien de temps? Dankuwel, hoeveel tijd kost dat? Paul: Ongeveer 30 minuten.Environ trente minutes Sophie: As-tu passé de bonnes vacances? Heb je een goede vakantie gehad? Paul: Ja! Ik ben met het vliegtuig gegaan, met mijn ouders en mijn zus. Oui, je suis allé/parti en avion, avec mes parents et ma soeur.Sophie: Es-tu allé en Suisse? Ben je naar Zwitserland gegaan?Paul: Nee, we zijn een week in Cannes gebleven. Non, nous sommes restés une semaine à Cannes.Sophie: Il a fait beau? Was het mooi weer?Paul: Gelukkig is het de hele tijd warm weer geweest. Heureusement, il a fait chaud tout le temps.