Op Niveau 2e ed - Hoofdstuk 3 - oefentoetsen & antwoorden

a) Zij was enorm bedroefd over het verlies van haar moeder.Ow = zij (Stel de vraag wie + gezegde. Wie was enorm bedroefd? Antwoord = zij.)Wg = -Ng = was enorm bedroefd (Kijk of er een koppelwerkwoord in de zin staat -> was. Stel de vraag wat + was + zij. Wat was zij? Antwoord = enorm bedroefd. Bekijk dan nog of dit een een kenmerk of eigenschap is van ‘zij’. In dit geval is dat zeker zo en dus heb je hier te maken met een ng.Lv = -Vv = over het verlies van haar moeder (bedroefd zijn over is een vaste combinatie van een voorzetsel en een werkwoord.)Bwb = -b) Met die gezonde zoon hebben zij waarschijnlijk erg geboft.Ow = zijWg = hebben geboftNg = -Lv = -Vv = met die gezonde zoonBwb = waarschijnlijk, ergc) Koning Willem Alexander is sinds 2002 gehuwd met prinses Maxima.Ow = Koning Willem Alexander (Stel de vraag wie+wg. Wie is? Antwoord = Koning Willem Alexander)Wg = -Ng = is gehuwd (Kijk of er een koppelwerkwoord in de zin staat -> is. Stel de vraag wat + koppelwerkwoord + ow. Wat is Koning Willem Alexander? Antwoord = gehuwd. Bekijk dan nog of dit een een kenmerk of eigenschap is van Koning Willem Alexander. In dit geval is dat zeker zo en dus heb je hier te maken met een ng.Lv = -Vv = met prinses Maxima (gehuwd zijn met is een vaste combinatie van een voorzetsel en een werkwoord)Bwb = sinds 2002 (bepaling van tijd is altijd een bwb) a) 1. Bedrijvende vorm2. Lijdende vorm3. Bedrijvende vorm4. Lijdende vorm5. Lijdende vorm6. Lijdende vormb)Meerdere antwoorden kunnen goed zijn. Hieronder een voorbeeld van een goed antwoord.2. De agenten hielpen de toeristen na de beroving.4. De vervanger van onze docent heeft dat huiswerk opgegeven.5. De hovenier zaagde plotseling de boom achter ons huis om.6. De gemeente pleegt dinsdag onderhoud aan het pand. 1. Iemand = onbep. Vnw, wie = vr.vnw, iets = onbep.vnw.2. Wat = onbep.vnw, wat = betr.vnw.3. Welk = vr.vnw, die = aanw.vnw. 1. De drie vrienden hebben veel oude tijdschriften van VI gelezen. Drie = bepaald hoofdtelwoord Veel = onbepaald hoofdtelwoord2. Toen de docent voor de vierde keer vroeg of de klas stil wilde zijn, hielden enkele studenten hun lach nog maar net in.Vierde = bepaald rangtelwoordEnkele = onbepaald hoofdtelwoord 1. Laatste2. Laatsten3. Allen4. Meeste Tip: Staat het zelfstandig naamwoord erachter / in dezelfde zin, dan schrijf je geen -n. Staat het zelfstandig naamwoord er niet erachter en gaat het om een meervoudsvorm, dan schrijf je wel een -n. 1. Compleet2. Mogelijkheid3. Voordeel hebben van4. Omgaan met iets5. Mening Meerdere antwoorden mogelijk. Hieronder zie je per woord een voorbeeld van een goede zin.1. Dat verdelgingsmiddel is enorm effectief tegen onkruid.2. Mijn man en ik hebben een compromis gesloten; hij kijkt voetbal op zondag en ik kijk The Voice op vrijdag.3. De dood van opa had enorm veel impact op mijn kleine neefje. Twee van de volgende woorden: maar, echter, doch, toch, daarentegen, integendeel, evenwel, enerzijds…anderzijds, aan de ene kant…aan de andere kant, in tegenstelling tot, desondanks, daar staat tegenover, niettemin, of…of.  a) Oplichtingstrucsb) Informeren, want er wordt informatie gegeven over verschillende trucs op vakantie. Je kunt hier iets van leren.c)Maar  = tegenstellingZo = voorbeeldEn = opsommingDesondanks = tegenstellingOok = opsommingZoals = voorbeeldTip: vind je dit lastig? Maak dan kaartjes met op de voorkant het verband en op de achterkant het signaalwoord. Zo kun je oefenen. Je kunt ook een kwartet maken en een signaalwoordenkwartet spelen met je familie. Dat maakt het leren een stuk leuker!d) Ze verwijst naar: je oudersDit verwijst naar: het niet kennen van de taal en culturele gebruikenZe verwijst naar: oplichtersDit verwijst naar: pinnen in het buitenlandDeze verwijst naar: losse onderdelen op het pinautomaate) Een skimmer is een oplichter die probeert jouw bankgegevens te lezen en geld van je rekening af te halen.