All Right! MAX - Hoofdstuk 1 - California oefentoetsen & antwoorden

a) to look smartb) to be intoc) elderlyd) to weare) pastryf) crunchyg) to try outh) tastyi) to drivej) southk) mountainl) to climbm) daten) to remembero) before a) I'll have a glass of mint tea, please. b) I'd like to order that, please. c) Can I take your (drinks) order? d) Do you serve vegeterian food? e) I'm not sure yet. f) I (can) recommend the fish tacos. g) Could you give me a discount? h) You can keep the change. i) How much is the cake? j) I'm really fond of her. k) They are engaged, so they will get married soon. l) She's got such a strong and upbeat personality. m) Lucy is quite self-confident and outgoing. a) To be + hele werkwoord + -ing. Stap 1 Vervoeg het werkwoord to be naar de juiste persoonsvorm Stap 2 Gebruik het hele werkwoord (voor wat je aan het doen bent) Stap 3 Plak er -ing achter. b) Als je wilt zeggen dat iets nu gebeurt of bezig is. In het Nederlands zeg je dan vaak ‘aan het….’. c) Het hele werkwoord blijft hetzelfde. Alleen bij she/he/it komt er (e)s achter. d) always, never, usually, sometimes, every day, every week, every month, every year e) now, at the moment, right now, as we speak.  f) always, never, frequently, often, sometimes, on Saturdays a) Om te zeggen dat iets van iemand is, of dat iets ergens bij hoort b) Als je het over het bezit van mensen of dieren hebt. Na een woord in enkelvoud. Na een woord in meervoud dat niet eindigt op een -s  c) Als je het over het bezit van mensen of dieren hebt. Na een woord in het meervoud dat al eindigt op een -s.  d) Als je het hebt over iets dat bij een ander ding hoort. En bij geografische locaties.  e) Bij dingen die horen bij een land of plaats   a) om te verwijzen naar situaties en gewoontes in het verleden.  b) used to + hele werkwoord c) Vraag: did… use to + hele werkwoord. Ontkenning: didn’t use to + hele werkwoord. LET OP! de -d aan het einde van verdwijnt bij vragen en ontkenningen. d) Voegwoorden e) ze dienen als een soort lijm tussen twee zinnen, dus om twee losse zinnen samen te voegen tot een zin. f) * (logisch) gevolg - so     * keuze - or     * opsomming - and     * reden/oorzaak - because     * tegenstelling - but   a)  Stap 1 Het gaat om een feit, dus de present simple. Stap 2 I admire (antwoord) b)  Stap 1 Het gaat om een feit, dus de present simple. Stap 2 Het is een ontkennende zin. Stap 3 I do not dye (antwoord) c)  Stap 1 Het gebeurt nu, want de vader is nu in de keuken aan het bakken, dus de present continuous. Stap 2 He is baking (antwoord) d) Stap 1 Er wordt gevraagd of je nu iets aan het doen bent, dus de present continuous in vragende vorm.  Stap 2 Are you reading (antwoord) e) Stap 1 Het is een vraag  Stap 2 De vraag gaat over of je iets gewoonlijk doet (gewoonte), dus present simple. Stap 3 Do you walk (antwoord)   a)  Stap 1 Het is een geografische locatie Stap 2 Dan gebruik je …… of…… Stap 3 The city centre of New York b)  Stap 1 Het hoort bij een land Stap 2 Dan gebruik je ‘s / ….of… Stap 3 Ireland’s history / the history of Ireland c)  Stap 1 Bezit van mensen of dieren Stap 2 Dan gebruik ‘s of ‘ . Stap 3 Het woord is meervoud en eindigt op -s, dus alleen ‘.  Stap 4 girls’ dresses d) Stap 1 ” bezit” van mensen Stap 2 Dan gebruik ‘s of ‘  Stap 3 James is enkelvoud, maar eindigt op een -s Stap 4 Hier kun je ‘s en ‘ gebruiken Stap 5 James’s sister / James’ sister   a)  Stap 1 Gevolg Stap 2 So b)  Stap 1 Reden/oorzaak Stap 2 Since c)  Stap 1 Reden/oorzaak Stap 2 Because d) Stap 1 Opsomming Stap 2 and e) Stap 1 Tegenstelling Stap 2 but   a)  Stap 1 Bevestigende zin Stap 2 used to listen b)  Stap 1 Bevestigende zin Stap 2 used to be c)  Stap 1 Vragende zin Stap 2 Dus de -d van used to verdwijnt Stap 3 Did you use to read d) Stap 1 Ontkennende zin Stap 2 Dus de -d van used to verdwijnt Stap 3 didn’t use to act e) Stap 1 Vragende zin Stap 2 Dus de -d van used to verdwijnt Stap 3 Did they use to wear a) Are you going to stay in the bathroom all day? b) All truth is not good to be told. c) Every apartment in town was full. d) We partied all night. e) My sisters have each got one child. f) Open each eye slowly: first left and then right. g) Every time she calls him, the line is engaged.