Geschiedeniswerkplaats Historisch overzicht 2e ed - Tijdvak 1 - Tijd van jagers en boeren oefentoetsen & antwoorden

a) Ambtenaren: ondersteunen het (lands)bestuur. b) Cultuur: groep mensen met dezelfde gewoonten. c) Evolutie: geleidelijke verandering. d) Jagers-verzamelaars: iemand die leeft van de jacht en wat de natuur biedt. e) Landbouwsamenleving: samenleving waarin een groot deel van de mensen landbouw bedrijft. f) Momade: iemand die niet op een vaste plek woont. g) Polytheïsme: religie waarin meer goden worden vereerd. h) Sedentair: mensen wonen op dezelfde plek. i) Sociale verschillen: verschillen in aanzien. j) Staat: land met duidelijke grenzen en een overkoepelende overheid. k) Stadstaat: stad met het omliggende platteland.   3-1-2-4-5-6   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg van de levenswijze van jagers. Bijvoorbeeld: Jagers hadden een groot leefgebied nodig en trokken dus van plek naar plek. 2. Een uitleg waarom jagers daardoor weinig bezittingen hadden. Bijvoorbeeld: Alle bezittingen werden meegenomen. Je kon niet meer bezitten dan je kon meenemen naar de volgende plek.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg van de historisch context in deze periode. Bijvoorbeeld: Door klimaatverandering werd het steeds lastiger om aan voldoende voedsel te komen. 2. Een uitleg waarom dat lastig is. Bijvoorbeeld: Het was voor jagers daardoor lastig om te overleven.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg van wat een stad is. Bijvoorbeeld: In een stad wonen veel mensen en is er dus veel vraag naar voedsel. 2. Een uitleg waarom dit een goed functionerende landbouw vereist. Bijvoorbeeld: Aan de vraag naar voedsel kan alleen worden voldaan als de landbouw voldoende voedsel produceert.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een uitleg hoe complex steden zijn. Bijvoorbeeld: In steden wonen veel mensen met veel verschillende beroepen. 2. Een uitleg waarom in steden schrift nodig was. Bijvoorbeeld: Daarom moesten afspraken worden vastgelegd door middel van schrift.   a) Juiste antwoorden gaan in op de afwezigheid van andere bronnen. Bijvoorbeeld: Materiële bronnen zijn de enige bronnen die we hebben. Vaak hebben deze materiële overblijfselen gediend als grafgift. b) Juiste antwoorden gaan in op het gegeven dat deze vraag eigenlijk alleen beantwoord kan worden met schriftelijke bronnen. Bijvoorbeeld: Om deze vraag te beantwoorden zijn eigenlijk schriftelijke bronnen, zoals wetgeving of morele geschriften nodig.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen. 1. Een keuze. In dit geval: Landbouw. 2. Een toelichting. Bijvoorbeeld: Een stam die dit soort grote en complexe bouwwerken maakt, heeft daar langere tijd over gedaan. Dit veronderstelt dat zij op een plek wonen en dus van de landbouw leven.   Bijvoorbeeld: 1. De afbeelding laat een strijdwagen zien. Dit duidt op specialisatie en dat past bij een landbouwsamenleving. 2. Om het voedsel goed over alle inwoners te verdelen, is een goed functionerend overheidsapparaat nodig.   Juiste antwoorden laten zien dat de farao op deze manier zijn macht legitimeerde. Bijvoorbeeld: Door te wijzen op de goddelijke oorsprong van het land, probeerde de heerser te laten zien dat de goden achter hem stonden.   Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen: 1. Een antwoord. Bijvoorbeeld: verandering / continuïteit. 2. Een uitleg van je antwoord. Enkele voorbeelden: Bij verandering: Deze farao voerde het monotheïsme in / verbood andere goden. Bij continuïteit: Religie bleef uitermate belangrijk. NB: het voorbeeld bij verandering wordt door de meeste docenten meer gewaardeerd.   Bron 1: Leefwijze van jagers-verzamelaars. Bron 2: Ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. Bron 3: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen. Let op: volgens het examenprogramma mag je kenmerkende aspecten in je eigen woorden omschrijven. Een letterlijke omschrijving is natuurlijk altijd goed.