a) inbraak
b) (zich) op verboden terrein begeven
c) veroordeling
d) uit de hand lopen
e) overvallen
f) misdeeld, verstoken
g) beschuldigd worden van
h) krantenkop
i) bewijzen
j) verzamelen
k) voorkomend
l) botsen
m) vruchtbaar
n) overtreder
o) aannemen
p) uitputting
q) erop wijzen
a) to fine
b) trial
c) to harass
d) to threaten
e) to scam
f) in custody
g) set foot
h) editing
i) ignorance
j) prosecute
k) stern
l) with regard to
m) youth
n) social worker
o) deception
p) offer
q) reward
a) I’d like to report a homicide.
b) Could you describe in detail what happened?
c) The suspect threatened the victim and his friend was behaving suspiciously as well.
d) How did the suspect manage to escape without a vehicle?
e) I urge you to clear the way for the PC.
f) They were told to secure themselves.
g) The park is in a safe part of the city, but I must warn you about troublemakers.
h) I wouldn’t trust that onlooker, because he/she is intoxicated.
a) Je gebruikt de past perfect om aan te geven dat iets eerder is gebeurd dan iets anders.
b) had + voltooid deelwoord. (voltooid deelwoord = ww+ed of 3e rijtje)
c) past simple
d) after, before, when, as soon as
e) on, in, at
On gebruik je voor dagen en data, als je aangeeft wanneer iets gebeurt:
on Friday, on January 18.
In gebruik je voor maanden, jaartallen, seizoenen en dagdelen. In het geval van maanden gaat het dan om de gehele maand en is er geen specifieke datum:
in 2009, in the afternoon, in winter, in March
At gebruik je bij tijdsaanduidingen:
at 9:30, at midnight, at 7AM in the morning
! Let op de uitzonderingen !
at the weekend, at Christmas, at the same time
a) Je gebruikt de passive als het niet belangrijk of onbekend is wie iets doet of gedaan heeft, de focus ligt op de actie.
b) by
c) to be + voltooid deelwoord. De passive komt voor in verschillende tijden.
a) had arrived
b) had learnt/learned
c) had read
d) had already done (als er een extra woord tussen de haakjes staat, moet deze tussen de twee werkwoorden)
e) had not ordered
f) had knocked
Tip: de past perfect maak je met had + voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord is regelmatig (+ed) of onregelmatig (3e rijtje → uit je hoofd leren). Als je een opdracht maakt waarbij je maar één tijd hoeft in te vullen (zoals deze), vul dan ook die tijd in.
a) Barcelona is in Spain
In = for cities/countries
b) You have something on your nose.
On = for surfaces / roads, streets, rivers
c) Turn left at the traffic lights.
At = for specific locations/particular places
d) He was listening to his favourite music on the radio
‘On the radio’
e) He has a house on the river.
On = for surfaces / roads, streets, rivers
f) The answer is at the bottom of the page.
At = for specific locations/particular places
a) The party is next Sunday > NO preposition
b) We are meeting on Friday morning.
On gebruik je voor dagen en data
c) I often get sleepy in the afternoon.
In gebruik je voor maanden, jaartallen, seizoenen en dagdelen.
d) His daughter was born on the 24th of August.
On gebruik je voor dagen en data
e) Mobile phones became popular in the nineties.
In gebruik je voor maanden, jaartallen, seizoenen en dagdelen.
f) The meeting will take place this afternoon. > NO preposition
a) Marry was left by John
b) The book was taken from the table by Brian.
c) Jack is invited by Jill for her birthday.
d) The patients are looked after by nurses.
e) She was sent for by them.
f) Different things are produced by this factory.
Tip:
Zoek in de bedrijvende zin naar het lijdend voorwerp of het meewerkend voorwerp. Dit wordt het nieuwe onderwerp van de lijdende zin. Soms moet deze wel aangepast worden (dit is als het lijdend voorwerp een object pronoun is, deze verandert dan in een subject pronoun).
Daarna moet het werkwoord omgezet worden. Bij de present simple gebruik je am/is/are en het voltooid deelwoord van het werkwoord dat al in de zin stond. Bij de past simple gebruik je was/were en het voltooid deelwoord van het werkwoord dat al in de zin stond. Dus ook voor de passive moet je goed de onregelmatige werkwoorden kennen.
a) The woman is being scratched by the cat.
lijdend voorwerp = the woman → nieuw onderwerp
is scratching = present continuous → am/is/are + being + voltooid deelwoord
the woman = she → is
voltooid deelwoord van scratch = scratched
b) The door was opened by him.
lijdend voorwerp = the door → nieuw onderwerp
opened = verleden tijd → was / were + voltooid deelwoord
the door = it → was
voltooid deelwoord van open = opened
he wordt omgezet naar een object pronoun → him
c) My car was stolen by a thief
lijdend voorwerp = my car → nieuw onderwerp
stole = verleden tijd → was / were + voltooid deelwoord
my car = it → was
voltooid deelwoord van steal = stolen
d) A question has been asked by Paula.
lijdend voorwerp = a question → nieuw onderwerp
has asked = present perfect → has/have + been + voltooid deelwoord
a question = it → has
voltooid deelwoord van ask = asked
e) A house will be built by Jack.
lijdend voorwerp = a house → nieuw onderwerp
will = hulpwerkwoord → will + be + voltooid deelwoord
voltooid deelwoord van build = built
f) The old building had been demolished by them.
lijdend voorwerp = the old building → nieuw onderwerp
had demolished = past perfect → had + been + voltooid deelwoord
voltooid deelwoord van demolish = demolished
Toelichting:
De eerste stap is om het lijdend voorwerp in de zin te vinden, want dit wordt het nieuwe onderwerp.
Daarna kijk je naar het werkwoord. In welke tijd staat deze?
Afhankelijk daarvan zet je het werkwoord om in de lijdende vorm. Gebruik hiervoor het volgende schema:
present simple: am/is/are + voltooid deelwoord
past simple: was/were + voltooid deelwoord
hulpwerkwoord: hulpwerkwoord + be + voltooid deelwoord (bijv. will be ….. / can be ….)
present perfect: has/have + been + voltooid deelwoord
past perfect: had + been + voltooid deelwoord
present continuous: am/is/are + being + voltooid deelwoord
past continuous: was/were + being + voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord in het Engels maak je door het werkwoord + ed of door het derde rijtje van de onregelmatige werkwoorden (deze moet je uit je hoofd kennen en staan ook in het Stepping Stones boek). Zoals je ziet is het belangrijk dat je dus weet hoe de verschillende tijden er in het Engels uitzien en dat je dit kunt herkennen. Na het omzetten van het werkwoord, kun je nog aangeven door wie of wat iets gedaan wordt, dan gebruik je het voorzetsel by. Let hierbij ook op dat het kan zijn dat je deze om moet zetten (bijv. van she naar her, hiervoor moet je de subject en object pronouns kennen!)
a) It was a cold and rainy Sunday, so I decided to finish the essay that I had started writing a few days before.
had started = past perfect = blikt terug op iets voorafgaand
b) I switched on the computer and opened the document.
c) Then I began looking for my notes that I had handwritten on a sheet of paper.
had handwritten = past perfect = blikt terug op iets voorafgaand
d) But the notes were not on my desk and I could not remember where I had put them.
had put = past perfect = blikt terug op iets voorafgaand
e) I turned the whole house upside down.
a) Yesterday, he ….. (to meet) my sister for the first time. So today they ….. (to know) each other for only one day.
met (past simple, afgesloten actie uit het verleden - ‘yesterday’)
have known (present perfect, ervaringen tot nu toe - ‘for’)
b) Several weeks ago I ….. (to buy) new jeans and today I am wearing them for the first time.
bought (past simple, afgesloten actie uit het verleden - ‘ago’ - onregelmatige vorm)
c) When we arrived, the plane …… (already - land).
had already landed (past perfect, afgelopen voordat iets anders af was gelopen)
d) Angela knew what the book was about because she …….(see) the film.
had seen (past perfect, afgelopen voordat iets anders af was gelopen)
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.