De Wereld Van MAX 2019
- Hoofdstuk 2 - Weer en klimaat
oefentoetsen & antwoorden
MAX
Klas 1|Vwo/gymnasium
Toets Aardrijkskunde
De Wereld Van MAX 2019
Online maken
Toets afdrukken
De gematigde luchtstreek
Van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. Deze regel is ontzettend belangrijk en geldt altijd, knoop hem dus goed in je oren!
De klimaatfactor ‘breedteligging’.
Toelichting: hoe hoger de breedteligging (dus richting de polen), hoe lager de gemiddelde temperatuur. Hoe lager de breedteligging (dus dichtbij de evenaar), hoe hoger de gemiddelde temperatuur).
Wanneer je 1000m stijgt, zal de temperatuur 6°C zakken.
Toevoeging: oftewel als je 100m stijgt daalt de temperatuur 0,6°C. Dit is een regeltje dat je uit je hoofd moet leren.
Tropisch regenwoud klimaat. Belangrijkste kenmerken: véél neerslag (meer dan 2000mm neerslag per jaar) en het is er altijd warm (gemiddeld warmer dan 18ºC)
Lage breedte
Toevoeging: met lage breedte bedoelen we de breedtegraden dicht bij de evenaar, oftewel dichtbij 0°. Hieronder vallen bijvoorbeeld 20° N.B., maar ook 20° Z.B.
Met hoge breedte bedoelen we breedtegraden dichter bij de noord- en zuidpool, dus in de buurt van 90° N.B. en 90° Z.B.
a) condensatie
b)
Recht omhoog: stijgingsregen
Bergop: stuwingsregen
Botsende luchtsoorten: frontale regen
Het natuurlijk broeikaseffect is er altijd al geweest. Zonder zou de aarde onleefbaar zijn. Broeikasgassen vormen namelijk een beschermende deken om de aarde om warmte die teruggekaatst wordt vanaf het aardoppervlak vast te houden (in plaats van dat het meteen terug de ruimte in verdwijnt). Hierdoor is er een aangename gemiddelde temperatuur op aarde van zo’n 15 graden Celsius (in plaats van -18 graden Celcius zonder broeikaseffect. Het probleem is alleen dat bij het versterkt broeikaseffect wij mensen de broeikasdeken dikker maken, doordat we meer broeikasgassen uitstoten (CO2/methaan door industrie, auto’s, landbouw, enzovoort). Omdat de deken dikker wordt, wordt er nu meer warmte vastgehouden en neemt de gemiddelde temperatuur op aarde toe.
Bij nummer 1 hoort stuwingsregen en de loefzijde van de berg.
Bij nummer 2 hoort regenschaduw en de lijzijde van de berg.
Toelichting: een fijn ezelsbruggetje: ‘loef = droef (want regen)’ en ‘lij = blij (want droog/zonning).
‘’Op 21 maart begint de lente, en staat de zon recht boven de evenaar. Op 21 juni begint de zomer en staat de zon recht boven de (Kreefts)keerkring (23,5° N.B.) Op 21 september begint de herfst en staat de zon recht boven de evenaar. Op 21 december begint de winter en staat de zon recht boven de (steenboks)keerkring (23,5° Z.B.)’’
Het Middellandse zeeklimaat heeft een droge zomers (en natte winters), terwijl het gematigde zeeklimaat het hele jaar door ‘nat’ is (en dus natte zomers en natte winters heeft)
Op hogere breedte vallen de zonnestralen schuin in op de aarde en moeten ze dus een groter gebied verwarmen met dezelfde hoeveelheid energie als bij de evenaar.
Op hogere breedte leggen zonnestralen een langere weg af door onze dampkring heen dan bij de evenaar. Hierdoor verliezen ze al veel energie (warmte) tijdens de lange toch door de dampkring.
a) Het grote verschil zit hem in de hoeveelheid neerslag. Van nat naar droog is het Savanne (de meest natte), dan steppe (500 tot 250mm neerslag) en woestijn (de meest droge, minder dan 250mm neerslag).
b) Op de Savanne groeie lange grassen met hier en daar een boom. Op de steppe groeien vooral grassen en doornachtige struiken (die goed tegen droogte kunnen). In de woestijn groei bijna niets meer, enkel cactussen.
c) Regentijd past bij de savanne. De Savanne is namelijk een tropisch klimaat, waarbij sprake is van een regentijd (nat half jaar) en een droge tijd (droog half jaar)
Twee van de volgende drie noemen:
- Het land ligt noordelijk op hoge breedte (schuine inval van zonnestralen)
- Rusland is een grote landmassa die ver van zee af ligt, dus het mist het matigend (opwarmend) effect van zeewater
- In Zuid-Rusland vind je veel hooggebergte, die de toestroom van warme lucht vanuit het zuiden blokkeren
a) Denver
b) Seattle en Los Angeles liggen aan zee en hebben in de winter de matigende invloed van de zee, waardoor het minder koud wordt door de aanlandige wind. Denver ligt verder landinwaarts en heeft daardoor dus minder invloed van de zee.
c) De noord-zuidligging van de gebergteketen. Vanwege die bergketen kan de aanlandige wind helemaal niet ver landinwaarts komen.
a) New York heeft een Cf-klimaat. De wintertemperatuur ligt tussen –3 en +18 °C, dus is het een C-klimaat, en er is gedurende het hele jaar wat neerslag: f.
b) Oorzaak: Er waait een aflandige wind. Gevolg: Die wind komt uit het noorden en is koud. Daarom is er geen gematigde invloed van de zee.
De linker klimaatgrafiek is van een landklimaat (Köppen: Df-klimaat), dit zie je omdat de temperatuur in de winter net onder de -3ºC komt (en ’s zomers boven de 10ºC).
(Eventueel ook goed: een gematigd zeegklimaat (Cf-klimaat), omdat je niet precies ziet of de minimale temperatuur onder de -3ºC komt. Als je zegt dat hij daar boven blijft, is het een gematigd zeeklimaat).
De middelste klimaatgrafiek is van een landklimaat (Köppen: Df-klimaat), dit zie je omdat de temperatuur in de winter onder de -3ºC komt (en ’s zomers boven de 10ºC). (ook goed: dit zie je omdat er een groot verschil in temperatuur is tussen de zomer en winter)
De rechter klimaatgrafiek is van een toendraklimaat (Köppen: ET-klimaat), dit zie je omdat de temperatuur nóóit boven de 10C komt, maar in de zomer nog wel tussen de 0C en 10C (Als hij altijd onder de OC was, was het een poolklimaat (EF) of hooggebergteklimaat (EH))
a) 7°C (op zeeniveau is de temperatuur 19°C. Je kent de regel dat het per 1000m stijgen 6°C kouder wordt. 2000m stijgen betekent dus 12°C kouder. 19-12 = 7°C)
b) 2,2°C (Je stijgt vervolgens nog 800m meer. Per 100m wordt het 0,6°C kouder. 8x0,6 = 4,8. 7-4,8 = 2,2°C)
c) gletsjer
‘1’ is een woestijnklimaat, ‘4’ een poolklimaat. Dit komt vooral door het verschil in hoogteligging. De Himalaya (gebied ‘4’) is een gebergte tot ruim 8km hoogte. Hoe hoger, hoe kouder, dus daarom kom je daar een poolklimaat tegen.
De bovenste 4 (dichtbij de noordpool) heeft in de zomer héél lang licht, soms wel 24 uur per dag (midzomernacht), omdat dit gedeelte van de aarde dan naar de zon staat toegekeerd. Terwijl dit gedeelte een half jaar later heel donker is (soms wel 24 uur per dag, poolnacht).
De onderste 4 (de Himalaya, op lagere breedte), heeft minder verschil in de lengte van dag en nacht tussen de seizoenen.
Een mogelijk goed antwoord is:
Nederland ligt aan zee, terwijl grote gedeeltes van Canada niet aan zee liggen. Nederland heeft hierdoor een matigend effect van de zee, waardoor onze temperaturen nooit erg laag zullen worden.
Nederland ligt aan een warme zeestroom (de Golfstroom) waardoor de wind die hier overheen waait ook warmer zal zijn dan de wind die bij Canada waait (daar is een koudere zeestroom).
In Nederland hebben wij vooral een aanlandige wind, vanaf zee dus, waardoor zeker in de winter de temperaturen niet zo ver zullen dalen. In Canada is er voornamelijk een aflandige wind, waardoor grote gedeelte van het land erg koud kunnen worden, zeker in de winter.
Toelichting: een antwoord dat in gaat op de breedtegraad is fout. Het is namelijk een feit dat we op dezelfde breedtegraad liggen, dus dan kan dat geen verklaring zijn voor een verschil in temperatuur.
Deze toets bestellen?
Voordeligst
Lidmaatschap ToetsMij
€ 12,99/mnd
Snel nog even wat toetsen oefenen? Kies dan onze meest flexibele optie.