De Wereld Van MAX 2019 - Hoofdstuk 1 - Steden oefentoetsen & antwoorden

3 van de volgende: Een bepaald aantal inwoners (50.000) Veel gebouwen op een klein gebied (hoge bebouwingsdichtheid) Een beroepsbevolking die vooral werkt in de industrie en dienstensector (secundaire en tertiaire sector) Een groot aantal belangrijke voorzieningen Officiële stadsrechten   a) De Randstad (bestaande uit de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) b) Het overgangsgebied   De (historische) binnenstad   In Australië, omdat dit land vroeger bestuurd werd door Europeanen, en de steden daarom eerst getekend en bedacht zijn (met veel rechte straten bijvoorbeeld). In China is dit nooit het geval geweest, daar zijn de steden al honderden (of duizenden) jaren oud, net als de historische steden in Europa.   a) Graadnet b) coördinaten   Het staat voor Global Positiong System en je kunt het gebruiken om je exacte plaats op aarde weer te geven. (Het is navigatieapparatuur. Het maakt gebruik van gegevens van satelieten die om de aarde zweven, die samen kunnen bepalen/uitrekenen waar jij staat).   (Grotere) eengezinswoningen (van goede kwaliteit, redelijk dicht bij het centrum)   In fase 1 en 3. In deze fasen trekken mensen naar de stad toe. Het aantal mensen in de stad groeit dus. Daarom zijn er meer voorzieningen nodig in de stad. Bij fase 2 is dit niet het geval. Bij suburbanisatie trekken mensen weg uit de stad en gaan ze aan de rand van de stad wonen. Hierdoor zal het voorzieningenniveau in de stad zelf niet echt stijgen.     Steden groeien (vanaf 1900) over hun stadsgrenzen heen en slokken omliggende dorpen op, hierbij ontstaat een agglomeratie (de stad met daarin vastgegroeide dorpen). Vanaf 1960 komt de suburbanisatie op gang en trekken meer mensen weg uit de stad naar dorpen rondom de stad (want groener/ruimer, en dankzij het autobezit is de mobiliteit ook toegenomen). Ze blijven vaak wel werken in de stad en reizen daarom veel op en neer (forensisme). De stad blijft dus wel in verbinding staan met de dorpen er om heen. De stad + deze dorpen samen noem je het stadsgewest. Later groeien ook stadsgewesten meer naar elkaar toe (mede vanwege de goede verbindingen tussen stadsgewesten). De toegenomen samenwerking en verbindingen tussen stadsgewesten heeft geleid tot een stedelijk gebied.   Vijf van de volgende: - winkels - café - supermarkt - school - bibliotheek - fitness - wijkcentra - politiebureau - parkje - skatepark - speelveld/speeltuin - groenvoorzieningen / plantsoenen   Daar is de woningdichtheid en bevolkingsdichtheid hoog, omdat per vierkante (kilo)meter er veel woningen zijn (gestapeld op elkaar), waarin dus relatief veel mensen op een klein oppervlak wonen   a) Naoorlogse wijken b) 1950-1970   a) witte pijl 1 is het noordelijk halfrond. Witte pijl 2 het westelijk halfrond. b) breedtecirkels (of parallelen) c) de evenaar, deze verdeeld de aarde precies in een noordelijk en zuidelijk halfrond. d) (nul)meridiaan (of lengtecirkels) e) Noorwegen ligt zowel N.B. (noorderbreedte) als O.L. (oosterlengte)   2 van de volgende 3: Natuur, recreatie en landbouw.   Gated Community’s (ommuurde woonwijken, alleen toegankelijk voor de mensen die daar wonen/toestemming voor hebben).   De migratie/verhuizing van mensen van het platteland naar de stad omdat ze daar op zoek zijn naar een beter leven/betere baan (want er is daar veel meer armoede op het platteland dan in rijkere landen) Het hoge geboortecijfer in de stad omdat er vooral jonge mensen in de stad wonen/naar de stad toe trekken. Zij stichten daar een (groot) gezin. (= natuurlijke bevolkingsgroei). (In ontwikkelingslanden zijn ze gemiddeld in de stad jonger en krijgen ze gemiddeld meer kinderen, waardoor de steden daar veel harder groeien).   a) Sloppenwijken (ook wel ‘krottenwijk’, ‘slum’ of ‘zelfbouwwijk’ genoemd) b)  Je ziet dat ze bij een vuilstortplaats wonen/dat er veel afval ligt Je ziet dat de huizen van slechte bouwmaterialen zijn gemaakt.   a) Smalle kronkelige straatjes / je ziet de (omtrek van de) voormalige stadsmuur nog b) Het nieuwe (Westerse) gedeelte heeft rechte, bredere straten. c) Medina.   a) Tanzania ligt op lagere breedte. Lage breedte wil zeggen dichtbij de evenaar. Tanzania ligt dichter bij de evenaar dan Japan. El Paso ligt op hogere breedte. Hoge breedte wil zeggen dichter bij de Noord- en Zuidpool. El Paso ligt daar dichter bij dan Havana (Cuba).   a) Brazilië b) Iran   a) Hoogbouw of flatwoning (allebei goed) b) waarschijnlijk tussen 1950 en 1970 c) Er was een grote woningnood in Nederland. In nieuwbouwwijken werden dit soort hoogbouwflats gebouwd, om het tekort aan woningen op te lossen. Deze woningnood kwam deels voort uit het feit dat we net WOII achter de rug hadden en veel woningen door bombardementen verwoest waren. Nederland moest snel en goedkoop opnieuw opgebouwd worden 🡪 flatwoningen.   a) Een stedelijk gebied b) De Randstad c) twee van de volgende: Twente, Arnhem-Nijmegen, Brabantse Stedenrij (of Brabantstad), Zuid-Limburg d) Agglomeratie e) Suburbanisatie   Als er minder vervoersopties zijn, dus minder trein- en busverbindingen, is er sprake van vervoersarmoede. Hierdoor wordt het lastiger om vanuit je huis je werk (snel) te bereiken zonder al teveel omwegen. Hierdoor zal je minder forensen vinden in gebieden waar weinig vervoersopties zijn. Of ze kiezen een andere baan, of ze zullen eerder verhuizen.  Je herkent dit in de bron doordat de Randstad veel forenzen heeft, en dit komt overeen met het feit dat het OV-netwerk hier veel beter is. Provincies zoals Zeeland en Groningen hebben meer vervoersarmoede en dus minder OV-forensen.