Past Simple: Uitleg & Oefenen
Wil je in het Engels iets vertellen over wat er in het verleden is gebeurd? Dan heb je de past simple nodig. Wat is deze werkwoordstijd precies? Hoe maak je de past simple en wanneer gebruik je deze vorm? We geven je uitleg en geven verschillende voorbeelden, zodat jij deze werkwoordstijd straks makkelijk gebruikt.
Wat is de Past Simple?
De past simple is een Engelse werkwoordstijd die je gebruikt voor dingen die in het verleden zijn afgerond. Het is een veelgebruikte vorm om het verleden te beschrijven. Je herkent de past simple aan signaalwoorden die duidelijk maken dat iets in het verleden afspeelde, zoals yesterday, last year, in 2016, when I was little of some time ago.
Voorbeelden van zinnen met de past simple zijn:
- I played soccer yesterday.
- Last week I visited my grandfather.
- A few years ago we went to Spain.
Hoe maak je de Past Simple?
Je maakt de past simple bij regelmatige werkwoorden door achter het hele werkwoord -ed te plakken. Hierbij maakt het niet uit wie de actie heeft uitgevoerd. Kijk maar naar onderstaande voorbeelden.
Hele werkwoord: to play
I played tennis yesterday. | Ik speelde gisteren tennis. |
You played tennis yesterday. | Jij speelde gisteren tennis. |
He/She/It played tennis yesterday. | Hij/Zij/Het speelde gisteren tennis. |
We played tennis yesterday. | Wij speelden gisteren tennis. |
You played tennis yesterday. | Jullie speelden gisteren tennis. |
They played tennis yesterday. | Zij speelden gisteren tennis. |
Nog een aantal voorbeelden
I watched the news yesterday | Ik keek gisteren naar het nieuws. |
You visited your grandma. | Jij bezocht je oma. |
He/She/It talked to James this morning | Hij/Zij/Het praatte vanmorgen met James. |
We walked to school. | Wij liepen naar school. |
You missed the train. | Jullie misten de trein. |
They lived in Amsterdam for three years. | Zij woonden drie jaar in Amsterdam. |
Uitzonderingen
- Heb je te maken met een werkwoord dat op een -e eindigt? Dan voeg je alleen een -d toe om de past simple te maken. Voorbeeld: To bake → baked.
- Eindigt het werkwoord op een -c? Dan voeg je -ked toe om de past simple te maken. Voorbeeld: To panic → panicked.
- Wil je een werkwoord dat op een -y eindigt met een medeklinker ervoor vervoegen? Dan verander je de -y in -ied om de past simple te maken. Voorbeeld: To study → studied.
- Regelmatige werkwoorden die eindigen op medeklinker - klinker - medeklinker krijgen een dubbele medeklinker voor -ed. Voorbeeld: to beg → begged.
- Werkwoorden die eindigen op een -l met een klinker daarvoor, krijgen in de past simple een dubbele -l voor -ed. Voorbeeld: to travel → travelled.
Onregelmatige werkwoorden
Naast regelmatige werkwoorden kom je in de Engelse taal ook onregelmatige werkwoorden tegen. Die werkwoorden volgen compleet hun eigen regels en zul je daarom uit je hoofd moeten leren. Ook bij het gebruiken van de past simple krijg je te maken met onregelmatige werkwoorden tegen. Vraag jij je bijvoorbeeld af wat de past simple van to go is? Hieronder zetten we deze en nog enkele andere onregelmatige werkwoorden voor je op een rijtje.
Hele werkwoord: to go
I went | Ik ging. |
You went | Jij ging. |
He/She/It went | Hij/Zij/Het ging. |
We went | Wij gingen. |
You went | Jullie gingen. |
They went | Zij gingen. |
Hele werkwoord: to sing
I sang | Ik zong. |
You sang | Jij zong. |
He/She/It sang | Hij/Zij/Het zong. |
We sang | Wij zongen. |
You sang | Jullie zongen. |
They sang | Zij zongen. |
Andere voorbeelden zijn:
- To sink → The ship sank yesterday.
- To bite → The dog bit the owner a week ago.
- To buy → I bought a present last week.
- To ride → We rode the bus to school last year.
Onregelmatige werkwoorden worden allemaal op hun eigen manier vervoegd, dus er zit niets anders op dan ze uit je hoofd leren. Bekijk dus onze lijst hieronder met alle veelgebruikte onregelmatige werkwoorden in de past simple en leer ze uit je hoofd.

Vraagstellingen en ontkenningen in de past simple
Uiteraard kun je ook vragen stellen in de past simple. In dat geval hoef je het werkwoord niet te vervoegen. In plaats daarvan gebruik je het hulpwerkwoord did (verleden tijd van to do) in combinatie met de basisvorm van het werkwoord. Een paar voorbeelden zijn:
- Did you play tennis yesterday?
- Did he visit his grandmother last week?
- Did she live in Berlin for a year?
Ontkenningen in de past simple maak je op een soortgelijke manier. In dat geval gebruik je did not of didn’t plus het werkwoord. Je krijgt dan:
- You didn’t walk to school yesterday.
- He did not buy his mother a present for her birthday.
- They didn’t go to the zoo last week.
Wanneer gebruik je de Past Simple?
Je gebruikt de past simple om aan te geven dat iets in het verleden plaatsvond en ook in het verleden is afgerond. Het is de basisvorm van de verleden tijd en je herkent de situaties vaak aan een specifieke tijdsaanduiding. Daarin verschilt de past simple van werkwoordsvormen zoals de past perfect en de past continuous. Die werkwoordsvormen geven ook het verleden aan, maar worden in andere situaties gebruikt.

Oefenen met voorbeelden
De past simple wordt in de Engelse taal veel gebruikt. Daarom is het verstandig om veel te oefenen met deze werkwoordsvorm. Dit kun je met onze oefentoetsen met voorbeelden doen. Voordat je begint met oefenen raden we je aan om onderstaande veelgemaakte fouten nog even te bekijken. Zo voorkom je dat je die fouten zelf ook maakt.
Opdracht: Vul de correcte vorm van de past simple in.
- I __________ (finish) my homework before dinner.
- She __________ (bake) a cake for her brother’s birthday.
- They __________ (go) to the zoo last Saturday.
- He __________ (take) a photo of the sunset.
- We __________ (enjoy) the concert last night.
- The boy __________ (break) his pencil during the test.
- My parents __________ (travel) to Spain last summer.
Uitwerking:
- finished
- baked
- went (onregelmatig)
- took (onregelmatig)
- enjoyed
- broke (onregelmatig)
- travelled
Toelichting:
Extra uitleg past simple We gebruiken de past simple om te zeggen dat iets op een bepaald moment in het verleden is gebeurd.
|
Opdracht: Vul de juiste vorm van het werkwoord in de past simple in. (onregelmatige werkwoorden)
- She __________ (make) a sandwich for lunch.
- We __________ (have) a great time at the party.
- He __________ (write) a letter to his cousin.
- I __________ (get) a new bike for my birthday.
- They __________ (swim) in the lake last weekend.
- My dad __________ (drive) us to school yesterday.
- The dog __________ (bite) the ball during the game.
Uitwerking:
- She made a sandwich for lunch.
- We had a great time at the party.
- He wrote a letter to his cousin.
- I got a new bike for my birthday.
- They swam in the lake last weekend.
- My dad drove us to school yesterday.
- The dog bit the ball during the game.
Opdracht: Zet de volgende zinnen in een ontkenning en maak ze vragend.
- She made a cake yesterday.
- They went to the museum last weekend.
- He took a photo of the sunset.
- We had pizza for dinner.
- I saw a shooting star last night.
Uitwerking:
- Ontkenning: She did not / didn’t make a cake yesterday.
Vraagzin: Did she make a cake yesterday? - Ontkenning: They did not / didn’t go to the museum last weekend.
Vraagzin: Did they go to the museum last weekend? - Ontkenning: He did not / didn’t take a photo of the sunset.
Vraagzin: Did he take a photo of the sunset? - Ontkenning: We did not / didn’t have pizza for dinner.
Vraagzin: Did we have pizza for dinner? - Ontkenning: I did not / didn’t see a shooting star last night.
Vraagzin: Did I see a shooting star last night?
Toelichting:
Extra uitleg vraagzinnen en ontkenningen in past simple
Vraag aan je leraar of dat mag. Let er dan goed op waar je de apostrof (‘) neerzet! |
Veelgemaakte fouten met de past simple:
- Onregelmatige werkwoorden vervoegen alsof ze regelmatig zijn.
- Fout: I buyed a present yesterday.
- Goed: I bought a present yesterday.
- Bij een vraag of ontkenning het hoofdwerkwoord ook vervoegen.
- Fout: Did he played tennis last week?
- Goed: Did he play tennis last week?
- Fout: She didn’t walked to school.
- Goed: She didn’t walk to school.