Nova Scheikunde 4e ed - Hoofdstuk 6 - Voeding en verzorging oefentoetsen & antwoorden

a) Micro-organismen in voedingsproducten doden, maar de smaak wordt hierbij niet beïnvloed.  b) De eenheid van ADI is: aantal milligram van een stof per kilogram lichaamsgewicht : mg/kg c) Een sacharide. d) Dat zijn verzadigde en onverzadigde vetten.  e) De bouwstenen van eiwitten zijn aminozuren.  f) Een zeepmolecuul bestaat uit een hydrofiele kop en een hydrofobe staart.  g) $TiO_2$, ZnO, $ZnO_2$ h) Tussen de pH=0 en pH=14 i) Een neutralisatiereactie a) Zure-oplossingen hebben veel verschillende toepassingen. Voorbeelden zijn: schoonmaakmiddel geur- en smaakstof ontkalkingsmiddel   b) Basische-oplossingen hebben veel verschillende toepassingen. Voorbeelden zijn: ontvettingsmiddel gootsteenontstopper zeepachtige stoffen   Bij de stikstofkringloop komen er stikstofhoudende stoffen in de bodem, die worden verwerkt, planten en bodem gebruiken dit om te groeien. Dieren gebruiken dit weer als voedsel en door middel van ontlasting komt het weer in de bodem terecht.    a) Een monosacharide bestaat uit één koolhydraat molecuul, een disacharide bestaat uit twee koolhydraat moleculen.  b) Zetmeel en cellulose zijn voorbeelden van een polysacharide.  c) Een vet is bij kamertemperatuur een vaste stof. Een olie is bij kamertemperatuur een vloeistof.    Hydrofiel betekent dat een stof “ van water houdt” en dus goed oplosbaar is met water. Hydrofoob betekent “bang voor water” en dus slecht oplosbaar met water.  Broomthymolblauw is een geschikte indicator. De pH zal veranderen van ongeveer 7 (neutraal) naar 9 (basisch). Broomthymolblauw zal met 7 een kleur tussen geel en blauw hebben. Na afloop zal de pH rond de 9 zitten en heeft broomthymolblauw de oplossing blauw gekleurd. 4-nitrofenol kan ook thymolblauw kan ook   De hydrofobe staarten kunnen niet met water en trekken zich dus naar binnen, zodat ze niet in contact komen met water. De hydrofiele koppen die kunnen juist goed met water en daardoor vormen deze een bolletje dat goed in contact kan komen met water.    a) In de structuurformule is te zien dat er stikstofatomen (N) aanwezig zijn. Er is maar één voedingsstof met een stikstofatoom en dat is een eiwit.  b) Ureum komt in de bodem terecht en wordt omgezet door bacteriën. Vervolgens zal het opgenomen worden door planten en blijft het dus in de stikstofkringloop.