Duits Grammatica - Hoofdstuk 2. Regelmatige werkwoorden - Sterke en zwakke werkwoorden oefentoetsen & antwoorden

Vergelijk het werkwoord met het Nederlands. Is het werkwoord in het Nederlands sterk? Dan is dat in het Duits ook zo.Door het Nederlandse werkwoord in de verleden tijd te zetten, kun je snel herkennen of het sterk of zwak is. Verandert het Nederlandse werkwoord in de verleden tijd van klank? Dan is het sterk.Voorbeeld sterk: slapen - ik sliepVoorbeeld zwak: werken - ik werkte In het Duits veranderen sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd van klank. Dit gebeurt bij de ‘du’ en ‘er / sie / es’ -vorm. Alle uitgangen zijn ten opzichte van zwakke werkwoorden hetzelfde. Extra toelichting: Welke klankverandering vindt plaats bij Duitse sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd?een lange e wordt een ie: lesen - er liesteen korte e wordt een i: essen - er issteen a wordt een ä: fahren - er fährt Er zijn meerdere verschillen tussen Duitse sterke en zwakke werkwoorden in de voltooide tijd. Dit is in het Nederlands precies hetzelfde. De voltooide tijd van Duitse zwakke werkwoorden vorm je zo: ge + stam + (e)tSterke werkwoorden in de voltooide tijd veranderen vaak van klank en eindigen altijd op -en. Hier is geen standaardregel voor, je moet de sterke werkwoorden uit je hoofd leren. Vraag dit na bij je docent. Uitzondering: wanneer een werkwoord begint met be-, ver- of ent-, of eindigt op -ieren, vervalt de ge- van het voltooid deelwoord. Voorbeeld: bezahlen - ich habe bezahltTIP! Vergelijk het betreffende werkwoord met het Nederlands: Verandert de klank van het Nederlandse sterke werkwoord in de voltooide tijd? Dan is de kans heel groot dat dit in het Duits ook zo is. Helaas is dit niet altijd dezelfde klank. Voorbeelden: voltooid deelwoord sterk zonder klankverandering: eten - gegeten [essen - gegessen]voltooid deelwoord sterk met klankverandering: zwemmen - gezwommen [schwimmen - geschwommen]voltooid deelwoord zwak: werken - gewerkt [arbeiten - gearbeitet] nehmen, geben en treten.deze drie sterke werkwoorden hebben een lange e in de stam en veranderen in de ‘du’ en ‘er / sie / es’-vorm naar een korte e:Nehmen - er nimmtGeben - er gibtTreten - er tritt normaalstam op -d/-tstam op s-klankich wohnearbeiteheißeduwohnstarbeitestheißter/sie/eswohntarbeitetheißtwirwohnenarbeitenheißenihrwohntarbeitetheißeSie/sie wohnenarbeitenheißenToelichting: Het verschil tussen de werkwoorden in de tegenwoordige tijd, zit bij du, er/sie/es en ihr: normaal -d/-t s-klankdu st est ter/sie/es t et tihr t et t Wohnenarbeitenschwimmenich wohntearbeiteteschwammduwohntestarbeitetestschwammster/sie/eswohntearbeitete schwammwirwohntenarbeiteten schwammenihrwohntetarbeitetetschwammtSie/sie wohnten arbeitetenschwammenToelichting: Het verschil tussen de uitgangen in de verleden tijd: zwak normaal zwak -d/-t sterkich te ete -du test etest ster/sie/es te ete -wir ten eten enihr tet etet tSie/sie ten eten enToelichting:Duitse sterke werkwoorden in de verleden tijd veranderen, net zoals in het Nederlands, van klank. Er is geen regel voor welke klank je gebruikt, daarom is het aan te raden om dit uit je hoofd te leren. Vraag bij je docent na welke sterke werkwoorden je moet kennen. sterkzwak sterksterk zwak sterksterk Toelichting: NL: vliegen - vloog   → DU: fliegen - flog (sterk)NL werken - werkte → DU: arbeiten - arbeiteteNL roepen - riep      → DU: rufen - rief (sterk)NL zwemmen - zwom → DU: schwimmen - schwamm (sterk)NL wonen - woonde   →  DU: wohnen - wohnteNL liggen - lag            → DU: liegen - lag (sterk)NL schijnt - scheen     → DU: scheinen - schien (sterk) besuchenarbeitet (Bas = hij - er)öffnet (meine Mutter = zij - sie enkelvoud)brauchtspielen (die Kinder = zij - sie meervoud)lachsttanzeToelichting:Als je het Duitse werkwoord niet kent, kan je het opzoeken in een woordenboek of kijken op vertalen.nu Kijk bij opdracht 5 voor de verschillende uitgangen van de zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd. lerntespielte (Sanne = zij - sie enkelvoud)wohntenarbeitetetbesuchten (meine Schwester und ihr Freund = zij - sie meervoud)wartetenkochte (Frau Meyer = zij - sie enkelvoud)Toelichting:Als je het Duitse werkwoord niet kent, kan je het opzoeken in een woordenboek of kijken op vertalen.nu Kijk bij opdracht 6 voor de verschillende uitgangen van de zwakke werkwoorden in de verleden tijd. gesammelterzählt (het werkwoord begint met er-, dus vervalt de ge- van het voltooid deelwoord)geöffnetstudiert (het werkwoord eindigt op -ieren, dus vervalt de ge- van het voltooid deelwoord)gereistgeheiratetbesucht (het werkwoord begint met be-, dus vervalt de ge- van het voltooid deelwoordToelichting:Als je het Duitse werkwoord niet kent, kan je het opzoeken in een woordenboek of kijken op vertalen.nu Kijk bij opdracht 3 voor uitleg over zwakke werkwoorden in de voltooide tijd.  liest (Lieke = zij - sie enkelvoud)schlafen (die Kinder = zij - sie meervoud)sehenläuft (seine Freundin = zij - sie (enkelvoud)isstgibtnehmenToelichting:Als je het Duitse werkwoord niet kent, kan je het opzoeken in een woordenboek of kijken op vertalen.nu Kijk bij opdracht 5 voor de verschillende uitgangen van de sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd. gingstand (Hugo = hij - er)trank (die Nachbarin = zij - sie enkelvoud)schliefenfanden (die Schüler = zij - sie meervoud)nahmstgabenToelichting:Als je het Duitse werkwoord niet kent, kan je het opzoeken in een woordenboek of kijken op vertalen.nu Kijk bij opdracht 6 voor de verschillende uitgangen van de sterke werkwoorden in de verleden tijd. gegangengetrunkengelesengefundengenommengegebengebrachtToelichting:Als je het Duitse werkwoord niet kent, kan je het opzoeken in een woordenboek of kijken op vertalen.nu Kijk bij opdracht 3 voor uitleg over sterke  werkwoorden in de voltooide tijd.